ECLI:NL:CRVB:2018:739
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.C.W. Lange
- H.G. Rottier
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Geen recht op WW-uitkering wegens ontbreken privaatrechtelijke dienstbetrekking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellanten, die betrokken waren bij de Stichting [naam stichting] en twee besloten vennootschappen, stelden dat zij recht hadden op een WW-uitkering na het faillissement van de laatste vennootschap. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, omdat appellanten niet in een gezagsverhouding stonden tot de werkgever, [naam B.V. 2]. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de arbeidsovereenkomsten niet wezenlijk waren uitgevoerd zoals bedoeld in de WW, en dat de appellanten niet onderworpen waren aan het gezag van hun zoon, die als directeur fungeerde. De Raad bevestigde deze conclusie en stelde dat de appellanten niet als werknemers konden worden aangemerkt in de zin van de WW, waardoor zij geen recht hadden op de gevraagde uitkeringen. De uitspraak benadrukt het belang van de gezagsverhouding in de beoordeling van werknemerschap en de voorwaarden voor het bestaan van een privaatrechtelijke dienstbetrekking.