ECLI:NL:CRVB:2018:683
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening uitwonendenfinanciering op basis van onrechtmatig verkregen bewijs en reisgegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op 28 februari 2018 in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn studiefinanciering door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De herziening was gebaseerd op bevindingen van een huisbezoek dat door onbevoegde controleurs was uitgevoerd, en op reisgegevens van de appellant. De Raad oordeelde dat de bevindingen van het huisbezoek als onrechtmatig verkregen bewijs moesten worden uitgesloten. Hierdoor resteerden alleen de reisgegevens als basis voor de herziening van de studiefinanciering.
De Raad stelde vast dat de reisgegevens, die slechts een korte periode besloegen, onvoldoende waren om te concluderen dat de appellant niet op zijn geregistreerde adres woonde. De minister had niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de reisgegevens als voldoende bewijs konden kwalificeren. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berustte en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het besluit van de minister herroepen en werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.004,- bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke feitelijke grondslag bij besluiten over studiefinanciering.