ECLI:NL:CRVB:2018:680
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens plichtsverzuim door gevaarzettend rijgedrag van een brandweerman
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het ontslag van appellant, werkzaam bij de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, werd bevestigd. Appellant was sinds 1 augustus 1990 in dienst bij de brandweer en werd op 7 mei 2014 aangehouden door de politie na een afscheidsreceptie, waarbij een alcoholpromillage van 2,5 werd vastgesteld. Dit leidde tot een disciplinaire straf van salarisvermindering. Later, op 23 oktober 2015, werd appellant beschuldigd van gevaarzettend rijgedrag, waarbij hij een persoon in gevaar zou hebben gebracht door niet te stoppen voor deze persoon die hem de toegang tot de brandweerkazerne wilde ontzeggen. Het dagelijks bestuur legde appellant op 30 november 2015, na een procedure, de disciplinaire straf van ontslag op wegens plichtsverzuim. De rechtbank verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, en appellant ging in hoger beroep.
In hoger beroep stelde appellant dat niet was aangetoond dat de voltallige commissie advies had gegeven en dat zijn gedragingen niet als plichtsverzuim konden worden aangemerkt. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het dagelijks bestuur correct had gehandeld en dat de gedragingen van appellant, die bewust niet stopte voor een persoon, als plichtsverzuim konden worden gekwalificeerd. De Raad bevestigde dat de opgelegde disciplinaire maatregel van ontslag niet onevenredig was, gezien het eerdere plichtsverzuim van appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.