ECLI:NL:CRVB:2018:671
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en geschiktheid van functies voor appellant met psychische klachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de WIA-uitkering van appellant werd geweigerd. Appellant, die als productiemedewerker werkte, viel in 2008 uit door buik- en psychische klachten. Het Uwv stelde in 2010 vast dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. Na bezwaar werd appellant in 2011 een WIA-uitkering toegekend, maar in 2014 werd deze weer ingetrokken op basis van een herbeoordeling. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij de medische beoordeling door het Uwv centraal stond. Appellant stelde dat zijn beperkingen waren onderschat, mede op basis van rapporten van zijn behandelend artsen.
De Centrale Raad van Beroep benoemde psychiater dr. D.W. Oppedijk als deskundige, die concludeerde dat de FML van het Uwv niet adequaat was en dat appellant minder dan veertig uur per week belastbaar was. De Raad oordeelde dat het Uwv de deskundige niet had gevolgd op het punt van de urenbeperking, wat leidde tot de conclusie dat de geselecteerde functies voor appellant niet geschikt waren. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het bestreden besluit van het Uwv, en droeg het Uwv op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellant.