Uitspraak
20 juli 2016, 16/293 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
Er is aanleiding het Zorgkantoor, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), te veroordelen in de kosten van appellant in bezwaar, beroep en hoger beroep. De kosten van verleende rechtsbijstand worden begroot op € 1.002,- in bezwaar, € 1.002,- in beroep en € 1.252,50 in hoger beroep. De door appellant verzochte vergoeding van reiskosten voor het bijwonen van de zittingen ter hoogte van € 30,- wordt toegekend. De door appellant verzochte vergoeding van kosten voor een meegebrachte getuige/deskundige, worden afgewezen. Het Bpb kent een limitatieve opsomming van proceskosten waarop een veroordeling betrekking kan hebben. Ingevolge artikel 1, onder b, van het Bpb kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb uitsluitend betrekking hebben op de kosten van een getuige of deskundige die door een partij is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht. Appellant heeft zorgverlener [naam] niet als getuige of deskundige ter zitting aangekondigd.
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 7 december 2015;
- herroept het besluit van 17 augustus 2015, stelt het pgb voor 2014 vast op € 25.705,10 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 7 december 2015;
- veroordeelt het Zorgkantoor in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.286,50;
- bepaalt dat het Zorgkantoor aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 169,- vergoedt.