ECLI:NL:CRVB:2018:650
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van persoonsgebonden budget wegens niet-naleving verantwoordingsplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellante, die een persoonsgebonden budget (pgb) had ontvangen van het Zorgkantoor Menzis, had dit budget voor het jaar 2014 ontvangen voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het Zorgkantoor had op 11 november 2014 het pgb ingetrokken en de onverschuldigd betaalde voorschotten teruggevorderd, omdat appellante niet had voldaan aan de verplichtingen uit artikel 2.6.9 van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa). De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij wel degelijk zorg heeft ontvangen van haar dochter en dat zij hiervoor heeft betaald. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verantwoording van de besteding van het pgb de eigen verantwoordelijkheid van de budgethouder is, ook als het beheer van het pgb is uitbesteed. De Raad heeft vastgesteld dat de betalingen aan de dochter van appellante niet konden worden gerelateerd aan de overgelegde facturen en dat er gebreken waren in de administratie. Hierdoor was niet duidelijk in hoeverre het pgb daadwerkelijk was besteed aan AWBZ-zorg.
De Raad heeft geconcludeerd dat het Zorgkantoor in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het pgb in te trekken en de voorschotten terug te vorderen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.