ECLI:NL:CRVB:2018:65
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- W.F. Claessens
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en normstelling voor alleenstaande ouders na wijziging beleid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht, waarbij de bijstandsverlening aan appellant is verlaagd. Appellant, die in 2006 is gescheiden en twee kinderen heeft, ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. Het college had de bijstandsnorm voor appellant, die aanvankelijk was verhoogd vanwege de zorg voor zijn kinderen, teruggebracht naar de norm voor een alleenstaande. Dit besluit werd genomen na de invoering van de Participatiewet, waardoor de toeslag voor alleenstaande ouders verviel. Appellant was het niet eens met deze verlaging en stelde dat hij recht had op een hogere bijstandsverlening vanwege zijn zorgtaken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. De Raad oordeelde dat het college de bijstandsverlening terecht had vastgesteld op 77,2% van de gehuwdennorm, rekening houdend met de omgangsregeling die was vastgesteld door de rechtbank. De Raad concludeerde dat appellant niet voldoende had aangetoond dat hij meer zorg voor zijn kinderen had dan in de beschikking was vastgelegd. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand had gelaten, en verklaarde het beroep tegen het besluit van het college ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, maar het college werd wel veroordeeld in de proceskosten van appellant.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met A.B.J. van der Ham als voorzitter en W.F. Claessens en J.T.H. Zimmerman als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 januari 2018.