ECLI:NL:CRVB:2018:627
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.C.R. Schut
- J.L. Boxum
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bedrijfskrediet en aanwending voor verhuiskosten
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een bedrijfskrediet dat aan appellant was verstrekt door het college van burgemeester en wethouders van Diemen. Appellant had een bedrijf dat zich richtte op de verkoop van computers en had in 2014 een bedrijfskrediet van € 29.000,- ontvangen. Het college had als voorwaarde gesteld dat appellant geen investeringen mocht doen zonder toestemming. In 2016 heeft het college een bedrag van € 4.938,25 teruggevorderd, omdat appellant het krediet niet conform de voorwaarden had aangewend. Appellant stelde dat hij toestemming had gekregen van een consulent om een deel van het krediet te gebruiken voor verhuiskosten, maar dit kon hij niet aannemelijk maken. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat appellant het krediet niet overeenkomstig de voorwaarden had besteed en dat de kosten voor de inrichting van zijn huurwoning niet als bedrijfskosten konden worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat er geen specifieke bedrijfsruimte was en dat de verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad niet opging voor deze situatie. De uitspraak werd gedaan op 27 februari 2018.