ECLI:NL:CRVB:2018:626
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.C.R. Schut
- J.L. Boxum
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting door appellant met een besloten vennootschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant ontving sinds 23 augustus 2010 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had een besloten vennootschap (BV) waarvan hij de enige directeur en grootaandeelhouder was. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand, nadat bleek dat appellant een zakelijke bankrekening gebruikte en in zijn voicemail een bedrijfsnaam noemde. Het college heeft appellant verzocht om gegevens over de BV, maar appellant heeft niet alle gevraagde informatie verstrekt, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstand en een terugvordering van de gemaakte kosten.
De rechtbank heeft in twee aangevallen uitspraken de besluiten van het college vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad heeft vastgesteld dat de financiële situatie van appellant onduidelijk is gebleven en dat hij niet heeft aangetoond dat hij recht had op bijstand. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank, maar verklaart het beroep tegen het besluit van 13 november 2015 ongegrond. De boete die aan appellant was opgelegd, is vastgesteld op € 5.400,-, wat de Raad evenredig achtte gezien de omstandigheden van de zaak.