ECLI:NL:CRVB:2018:620
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering IVA-uitkering op basis van duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een IVA-uitkering aan een werkneemster. De werkneemster was van 1 april 2010 tot 1 april 2013 in dienst bij appellante en had zich op 8 oktober 2012 ziek gemeld na een ziekenhuisopname wegens psychische klachten. Het Uwv had op 7 augustus 2014 vastgesteld dat de werkneemster met ingang van 29 september 2014 recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, met een arbeidsongeschiktheid van 100%. Appellante was van mening dat de werkneemster recht had op een IVA-uitkering, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de inschatting van de kans op verbetering van de belastbaarheid van de werkneemster terecht geen rekening had gehouden met latere medische gegevens die niet op de datum in geding betrekking hadden. De Raad bevestigde dat de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid op de datum in geding moest plaatsvinden, en dat latere ontwikkelingen niet meegewogen hoefden te worden.
De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat de werkneemster niet alleen volledig, maar ook niet duurzaam arbeidsongeschikt was op de datum in geding. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding.