ECLI:NL:CRVB:2018:617
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
WIA-uitkering niet toegekend wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische geschiktheid voor geduide functies
In deze zaak gaat het om de vraag of de Centrale Raad van Beroep de beslissing van het Uwv om geen WIA-uitkering toe te kennen aan appellant terecht heeft bevestigd. Appellant, die op 7 februari 2012 uitviel voor zijn werk als sloper vanwege hart-, buik- en vermoeidheidsklachten, diende op 6 februari 2014 een aanvraag in voor een WIA-uitkering. Na onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv werd vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Gelderland verklaarde zijn beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de stellingen van appellant konden onderbouwen. De Raad concludeerde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat appellant per 4 februari 2014 geen recht had op een WIA-uitkering. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.