ECLI:NL:CRVB:2018:564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning van hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond werd verklaard. Het college had op 12 januari 2016 besloten om appellant vijf uur per week hulp bij het huishouden toe te kennen in de vorm van een persoonsgebonden budget, voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 30 januari 2017. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar op 15 maart 2016 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende rekening had gehouden met de medische beperkingen van appellant en dat er geen aanknopingspunten waren om het bestreden besluit te vernietigen.
In hoger beroep herhaalde appellant de gronden die hij eerder had aangevoerd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren waren gebracht. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de uitspraak. Appellant had niet gemotiveerd waarom het college de hardheidsclausule had moeten toepassen, en de Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 februari 2018.