ECLI:NL:CRVB:2018:507
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van bijstandsverlening op basis van niet ingeleverde stukken en schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die samen met zijn partner bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had zijn inkomsten uit zelfstandige werkzaamheden niet opgegeven. Het college van burgemeester en wethouders van Oldambt had de bijstand van de appellant opgeschort omdat hij niet alle gevraagde bankafschriften had ingeleverd. Na een onderzoek door een bijzonder controleur, dat was gestart naar aanleiding van een anonieme tip, heeft het college besloten de bijstand van de appellant te herzien en terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van de appellant beoordeeld. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant procesbelang had bij de beoordeling van de opschorting van de bijstand. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de bijstand op te schorten op basis van de wetgeving, omdat de appellant niet tijdig de gevraagde gegevens had verstrekt. De Raad oordeelde ook dat de appellant de inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van zijn inkomsten uit zelfstandige werkzaamheden, ongeacht of hij winst had gemaakt.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het college veroordeeld in de kosten van de appellant in hoger beroep, die werden begroot op € 501,-. Het college werd ook verplicht om het betaalde griffierecht aan de appellant te vergoeden.