ECLI:NL:CRVB:2018:498
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering indicatie voor zorgfunctie verblijf op basis van psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellante, die lijdt aan zowel lichamelijke als psychische klachten, had een aanvraag ingediend bij het CIZ voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het CIZ had deze aanvraag op 29 december 2014 afgewezen, omdat er volgens hen geen noodzaak was voor een indicatie voor verblijf. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het medisch advies van arts J. van der Sluis, die concludeerde dat appellante behandelbare psychische klachten had en dat er geen noodzaak was voor een beschermende woonomgeving. De rechtbank had geoordeeld dat het advies van Van der Sluis zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen reden was om aan de juistheid van zijn conclusies te twijfelen. Appellante betwistte deze conclusies en stelde dat het medisch onderzoek door het CIZ onzorgvuldig was geweest.
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat er geen grond was voor het oordeel dat het CIZ onvoldoende onderzoek had gedaan naar de klachten en beperkingen van appellante. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet in aanmerking kwam voor de gevraagde indicatie voor verblijf. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.