ECLI:NL:CRVB:2018:455
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van extra tegemoetkoming op basis van de Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (Regeling TOG) en de voorwaarden voor inkomen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L.J. de Rijke, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om een extra tegemoetkoming over het jaar 2014 toe te kennen. De Svb had eerder een voorschot van € 1.460,- toegekend, maar later geweigerd op basis van het inkomen van de appellant en zijn partner, dat boven de gestelde grens van € 4.814,- lag. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant en zijn partner in 2014 een bijstandsuitkering ontvingen, maar dat hun gezamenlijke inkomen de grens overschreed. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een gerechtvaardigde verwachting dat de appellant recht had op de extra tegemoetkoming zonder te voldoen aan de inkomenseisen. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de Regeling TOG niet in strijd was met het EVRM, en dat de keuze van de regelgever om inkomensgrenzen te stellen niet onredelijk was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af, zonder veroordeling in proceskosten.