ECLI:NL:CRVB:2018:4280
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijstandsverlening en bijschrijvingen op bankrekening in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de vraag of het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam het totale bedrag aan bijschrijvingen van € 6.040,- als in aanmerking te nemen middelen op de bijstand in mindering mocht brengen. De appellanten, die niet ter zitting verschenen, stelden dat een deel van de bijschrijvingen afkomstig was van daadwerkelijke leningen en dat deze bijschrijvingen niet tot de middelen moesten worden gerekend. De Raad oordeelde echter dat de omstandigheid dat bedragen zijn geleend niet van betekenis is en dat een geldlening niet is uitgezonderd van het middelenbegrip volgens artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet.
Daarnaast voerden de appellanten aan dat in hun geval een uitzondering gemaakt moest worden, omdat zij in afwachting waren van een besluit op hun aanvraag om algemene bijstand en ter voorziening in de kosten van levensonderhoud afhankelijk waren van geldleningen. De Raad verwierp ook deze beroepsgrond, aangezien de appellanten in de periode in geding bijstand ontvingen, die geacht wordt toereikend te zijn voor hun levensonderhoud. De rechtspraak die van toepassing is in gevallen van mensen zonder ander inkomen was daarom niet van toepassing op de appellanten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.