ECLI:NL:CRVB:2018:4280

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
17/5809 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijstandsverlening en bijschrijvingen op bankrekening in het kader van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de vraag of het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam het totale bedrag aan bijschrijvingen van € 6.040,- als in aanmerking te nemen middelen op de bijstand in mindering mocht brengen. De appellanten, die niet ter zitting verschenen, stelden dat een deel van de bijschrijvingen afkomstig was van daadwerkelijke leningen en dat deze bijschrijvingen niet tot de middelen moesten worden gerekend. De Raad oordeelde echter dat de omstandigheid dat bedragen zijn geleend niet van betekenis is en dat een geldlening niet is uitgezonderd van het middelenbegrip volgens artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet.

Daarnaast voerden de appellanten aan dat in hun geval een uitzondering gemaakt moest worden, omdat zij in afwachting waren van een besluit op hun aanvraag om algemene bijstand en ter voorziening in de kosten van levensonderhoud afhankelijk waren van geldleningen. De Raad verwierp ook deze beroepsgrond, aangezien de appellanten in de periode in geding bijstand ontvingen, die geacht wordt toereikend te zijn voor hun levensonderhoud. De rechtspraak die van toepassing is in gevallen van mensen zonder ander inkomen was daarom niet van toepassing op de appellanten.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

17.5809 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 juli 2017, 16/7571 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] en [Appellante] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 5 december 2018
Zitting heeft: E.C.R. Schut
Griffier: C.A.E. Bon
Appellanten zijn niet ter zitting verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door R.J.M. Codrington.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Het geschil is beperkt tot de vraag of het college het totale bedrag aan bijschrijvingen van € 6.040,- als in aanmerking te nemen middelen op de bijstand in mindering mocht brengen.
2. Appellanten hebben aangevoerd dat zij aannemelijk hebben gemaakt dat een deel van de bijschrijvingen afkomstig is van daadwerkelijke leningen en dat deze bijschrijvingen niet tot de middelen moeten worden gerekend. Deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals vaker overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 12 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2583 en van 12 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:51) is de omstandigheid dat bedragen zijn geleend niet van betekenis en is een geldlening in artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet niet uitgezonderd van het middelenbegrip.
3. Appellanten hebben voorts aangevoerd dat in hun geval een uitzondering moet worden gemaakt en aansluiting moet worden gezocht bij de rechtspraak die van toepassing is in die gevallen dat iemand (zonder ander inkomen) in afwachting is van een besluit op zijn aanvraag om algemene bijstand en ter voorziening in de kosten van levensonderhoud is aangewezen op het aangaan van geldleningen.
4. Deze beroepsgrond slaagt evenmin. Appellanten ontvingen in de periode in geding bijstand. Deze bijstand wordt geacht toereikend te zijn om te voorzien in hun levensonderhoud. De onder 3 bedoelde rechtspraak is daarom niet op appellanten van toepassing.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
C.A.E. Bon E.C.R. Schut
md