ECLI:NL:CRVB:2018:4272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een verzet dat door de gemachtigde van appellante is ingediend. De Raad had eerder, op 3 juli 2018, het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De gemachtigde van appellante heeft vervolgens verzet aangetekend, waarbij hij stelde dat het verzetschrift op 13 augustus 2018 per post was verzonden. Echter, het verzetschrift is pas op 27 augustus 2018 bij de Raad binnengekomen, wat betekent dat de termijn voor indiening was overschreden. De Raad heeft geoordeeld dat de gemachtigde van appellante geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat appellante niet in verzuim was. Het risico dat een per post verzonden stuk niet tijdig aankomt, ligt bij de verzender. Daarom heeft de Raad het verzet niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van griffier M.A.E. Lageweg.