ECLI:NL:CRVB:2018:422
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WW-uitkering wegens niet tijdig aanvragen en afwezigheid van bijzonder geval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante had een WW-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd omdat zij niet binnen de vereiste termijn van 26 weken na haar werkloosheid had aangevraagd. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de eerste werkloosheidsdag op 30 juni 2014 viel en dat de aanvraag pas op 11 september 2015 was ingediend. Appellante stelde dat er sprake was van een bijzonder geval, maar de rechtbank oordeelde dat er geen medische of andere redenen waren die haar verhinderden om tijdig een aanvraag in te dienen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de wet geen ruimte biedt voor een belangenafweging in dit geval. De Raad benadrukte dat de omstandigheden van appellante, waaronder haar financiële situatie, niet voldoende waren om van de termijn af te wijken. De uitspraak van de rechtbank werd volledig onderschreven, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.