ECLI:NL:CRVB:2018:4211

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
17/928 WW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Uwv inzake WW-uitkering en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Het hoger beroep was ingesteld door de Minister van Defensie tegen een uitspraak van de rechtbank van 22 december 2016. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het Uwv op 19 november 2018 volledig tegemoet is gekomen aan het hoger beroep van de minister, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit betekent dat er geen procesbelang meer bestond voor de minister, aangezien het Uwv zijn besluit had herzien.

Daarnaast heeft de Centrale Raad het beroep van de minister tegen een eerder besluit van 8 januari 2016 gegrond verklaard, omdat dit besluit onjuist was en vernietigd moest worden. Het beroep van de betrokkene tegen het besluit van 19 november 2018 werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat het resultaat dat met dit beroep werd nagestreefd geen feitelijke betekenis meer kon hebben. Dit betrof een WW-uitkering die door het Uwv niet zou worden teruggevorderd.

De Centrale Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene in hoger beroep, die zijn begroot op € 751,50 voor rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

17.928 WW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 22 december 2016, 16/857 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
Minister van Defensie (minister)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 7 december 2018
Zitting hebben: mr. H.G. Rottier, mr. J.J. van den Corput en mr. S. Wijna
Griffier: L. Boersma
Ter zitting zijn verschenen:
namens de minister J. Ketelaars en mr. E.E.S. Snijders;
namens het Uwv mr. C. Roele;
betrokkene en zijn gemachtigde mr. K. Kromhout zijn niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep van de minister tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep van de minister tegen het besluit van 8 januari 2016 gegrond en vernietigt dat besluit;
  • verklaart het beroep van betrokkene tegen het besluit van 19 november 2018 niet‑ontvankelijk;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 751,50.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Het besluit van het Uwv van 19 november 2018 wordt, gelet op de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, mede in de beoordeling betrokken.
Het hoger beroep van de minister tegen de aangevallen uitspraak wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen procesbelang meer bestaat, nu het Uwv bij besluit van 19 november 2018 volledig tegemoet is gekomen aan het hoger beroep. Het beroep van de minister tegen het besluit van 8 januari 2016 wordt gegrond verklaard want dat besluit is onjuist en moet worden vernietigd. Het beroep van betrokkene tegen het besluit van 19 november 2018 wordt niet‑ontvankelijk verklaard omdat het resultaat dat met het beroep wordt nagestreefd, geen feitelijke betekenis meer kan hebben. Het gaat in dit geval om een door betrokkene ontvangen WW‑uitkering die door het Uwv niet zal worden teruggevorderd.
Nu het Uwv tijdens de procedure in hoger beroep een nieuw besluit heeft genomen, bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 751,50 aan kosten voor rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van een verweerschrift en 0,5 punt voor een schriftelijke reactie op het besluit van 9 november 2018).
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) L. Boersma (getekend) H.G. Rottier

KS