Uitspraak
16.2436 WAO
OVERWEGINGEN
.Verder zijn er ook nog stukken ingediend die geen betrekking hebben op de periode van 22 februari 2007 tot 2 februari 2012 en deze stukken kunnen daarom ook niet leiden tot herziening.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft verzoekster verzocht om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 april 2016, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond was verklaard. Het Uwv had eerder geweigerd de arbeidsongeschiktheidsuitkering van verzoekster te herzien, en dit besluit was door de rechtbank Limburg bevestigd. Verzoekster heeft aangevoerd dat het Uwv fouten heeft gemaakt in de dossierverzameling en dat er stukken ontbreken. Tijdens de zitting op 8 november 2018 heeft verzoekster haar standpunten nader toegelicht, maar de Raad oordeelde dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldeden aan de strikte voorwaarden voor herziening zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad benadrukte dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten die vóór de uitspraak plaatsvonden, niet bekend waren en tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. Aangezien verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die aan deze voorwaarden voldoen, werd het verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, met G.D. Alting Siberg als griffier, en vond plaats op 20 december 2018.