ECLI:NL:CRVB:2018:4186
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Bevordering en schadevergoeding in het ambtenarenrecht met betrekking tot de politie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevordering van appellante, die werkzaam was bij de voormalige politieregio. Appellante had verzocht om bevordering naar de functie van senior GGP op basis van het loopbaanbeleid, maar haar verzoek was eerder afgewezen door de korpschef. Na een reeks van juridische procedures, waaronder een tussenuitspraak van de rechtbank, werd appellante uiteindelijk met terugwerkende kracht bevorderd. De korpschef werd ook verplicht om wettelijke rente te betalen over de nabetaling van de bezoldiging.
Appellante heeft in de procedure ook schadevergoeding gevorderd voor immateriële schade, die volgens haar voortkwam uit de overschrijding van de redelijke termijn en de inhoud van een brief van de korpschef. De rechtbank had echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij geestelijk letsel had opgelopen als gevolg van de brief, en dat er geen sprake was van een aantasting van haar persoon in de zin van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. De Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad concludeerde dat de materiële schade die appellante stelde te hebben geleden, niet voor vergoeding in aanmerking kwam, omdat zij niet eerder dan 1 december 2012 aan de voorwaarden voor bevordering voldeed. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de verzoeken van appellante af.