ECLI:NL:CRVB:2018:4153
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Omzetting van WIA-uitkering naar WGA-loonaanvullingsuitkering en beoordeling van duurzame arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de omzetting van een WIA-uitkering in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Appellante, die als boekhouder werkzaam was, heeft zich op 16 april 2007 ziek gemeld. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante met ingang van 13 april 2009 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, omdat zij 100% arbeidsongeschikt is. Echter, met ingang van 27 mei 2013 is deze uitkering omgezet naar een WGA-vervolguitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, omdat er verbetering was in haar functioneren.
Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en aanspraak maakt op een IVA-uitkering. Het Uwv heeft haar WIA-uitkering op 7 augustus 2015 omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering, maar appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het Uwv op goede gronden heeft gesteld dat de volledige arbeidsongeschiktheid van appellante niet duurzaam is.
In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald, maar de Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad heeft geoordeeld dat de beoordelingen van Duitse autoriteiten geen doorslaggevende betekenis hebben voor de beoordeling van de duurzame arbeidsongeschiktheid van appellante. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.