Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door C. van Blankers, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin deze zich onbevoegd verklaarde. De rechtbank had eerder een verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 februari 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep, waarbij de voorzieningenrechter oordeelde dat nader onderzoek niet nodig was voor de beoordeling van de hoofdzaak. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De achtergrond van de zaak betreft de herziening van de AOW-uitkering van verzoekster door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) in verband met het voeren van een gezamenlijke huishouding. De Svb had in 2003 de AOW-uitkering van verzoekster herzien en een terugvordering aangekondigd. De Raad had eerder in 2009 bepaald dat de herziening pas met ingang van 1 januari 1999 zou plaatsvinden. Verzoekster heeft diverse juridische stappen ondernomen, maar de Raad concludeerde dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat verzoekster geen beroep had ingesteld tegen een besluit van de Svb. De voorzieningenrechter benadrukte dat de eerdere uitspraak van de Raad niet betrekking had op het recht op toeslag op de AOW-uitkering in verband met samenwonen met een jongere partner.