ECLI:NL:CRVB:2018:4028
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAJONG-uitkering en termijnoverschrijding bezwaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, geboren in 1997, had op 3 september 2014 een aanvraag ingediend voor ondersteuning bij werk en inkomen jonggehandicapten (Wajong). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 11 december 2014 afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. Appellant heeft op 11 maart 2015 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Appellant stelde dat hij door een verzekeringsarts tijdens een telefoongesprek op 27 november 2014 was geïnformeerd dat bezwaar maken geen zin had, wat hem zou hebben weerhouden om tijdig bezwaar te maken.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de verzekeringsarts hem had afgehouden van het indienen van bezwaar. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen reden was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, aangezien appellant zelf verantwoordelijk was voor zijn keuze om geen bezwaar te maken. De Raad benadrukte dat de mededeling van de verzekeringsarts, zelfs als deze had plaatsgevonden, niet als een definitieve afwijzing van de mogelijkheid om bezwaar te maken kon worden beschouwd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.