ECLI:NL:CRVB:2018:4012
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.C.R. Schut
- W.F. Claessens
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op bijstand voor alleenstaande na eerdere gehuwde status
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de afwijzing van bijstandsaanvraag van appellante, die als alleenstaande bijstand wilde aanvragen. Appellante was in de twee jaar voorafgaand aan haar aanvraag als gehuwd aangemerkt, omdat zij samenwoonde met [X]. De Raad oordeelde dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, waardoor appellante geen recht had op bijstand naar de norm voor alleenstaanden. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Weesp terecht had geoordeeld dat appellante geen zelfstandig subject van bijstand was. De Raad wees erop dat het onweerlegbaar rechtsvermoeden van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet van toepassing was, wat betekent dat appellante en [X] als gehuwden werden aangemerkt. De Raad concludeerde dat appellante geen recht had op bijstand naar de norm voor alleenstaanden en dat de beroepsgrond van appellante over het gelijkheidsbeginsel niet slaagde, omdat het college had verklaard dat [X] ten onrechte bijstand had ontvangen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met E.C.R. Schut als voorzitter.