ECLI:NL:CRVB:2018:4010

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
17-5085 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang na overlijden appellanten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking van de AIO-aanvulling van appellanten door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) en de terugvordering van gemaakte kosten. De appellanten, die beiden in leven laatstelijk gewoond hebben te [woonplaats], hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die hun beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de procedure zijn beide appellanten overleden, respectievelijk op 15 oktober 2017 en 1 september 2018. De advocaat van de appellanten, mr. R. Küçükünal, heeft de Raad geïnformeerd dat de rechtverkrijgenden de procedure niet wensen voort te zetten. Hierdoor is het processuele belang van het hoger beroep komen te vervallen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er geen procesbelang meer is. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met F. Hoogendijk als voorzitter en M. ter Brugge en J.T.H. Zimmerman als leden, in aanwezigheid van griffier C.A.E. Bon. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

17.5085 PW

Datum uitspraak: 11 december 2018
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
13 juni 2017, 16/5517 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
wijlen [appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2018. Namens appellanten is mr. Küçükünal verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. P. Stahl-de Bruin.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en mr. Küçükunal verzocht mede te delen of de erven van appellanten de procedure wensen voort te zetten.
Bij brief van 31 oktober 2018 heeft mr. Küçükünal op het verzoek gereageerd.
De Raad heeft het onderzoek heden gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij afzonderlijke besluiten van 23 april 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 21 juli 2016 (bestreden besluit), heeft de Svb de AIO-aanvulling van appellanten over de periode van 1 juli 2011 tot en met 21 juli 2013 ingetrokken en de over die periode gemaakte kosten van de AIO-aanvulling tot een bedrag van € 10.292,84 van appellanten teruggevorderd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep hebben appellanten zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. Appellante is overleden op 15 oktober 2017. Appellant is overleden op 1 september 2018.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
De indieners van het hoger beroep zijn overleden. Uit de schriftelijke reactie van
31 oktober 2018 van mr. Küçükünal volgt dat de rechtverkrijgenden de procedure niet wensen voort te zetten.
5.2.
Hiermee is aan een beoordeling van het hoger beroep het processuele belang komen te ontvallen. Het hoger beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk als voorzitter en M. ter Brugge en J.T.H. Zimmerman als leden, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2018.
(getekend) F. Hoogendijk
(getekend) C.A.E. Bon

IJ