ECLI:NL:CRVB:2018:399
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd door het Uwv wegens schending van de inlichtingenplicht door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW), had zijn inlichtingenplicht geschonden door niet te melden dat hij inkomsten had uit werkzaamheden bij een centrum. Het Uwv had hem een boete opgelegd van € 3.560,28, die later werd verlaagd naar € 1.790,- na bezwaar van de appellant. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, maar de Centrale Raad oordeelde dat de boete ten onrechte was afgerond op een veelvoud van € 10,-. De Raad bevestigde dat de appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden, maar stelde vast dat de boete op basis van de gewijzigde wetgeving op € 1.780,14 moest worden vastgesteld. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de appellant gegrond, waarbij het Uwv werd veroordeeld tot het vergoeden van de kosten van de appellant in zowel beroep als hoger beroep.