ECLI:NL:CRVB:2018:3976
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.A. Kooijman
- W.F. Claessens
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van gezamenlijke huishouding en financiële verstrengeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 21 februari 2017. Het geschil betreft de afwijzing van de aanvraag om bijstand van appellant, die op 22 april 2016 was ingediend. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat appellant samen met zijn broer een gezamenlijke huishouding voert. Het enige geschilpunt in deze procedure was of er voldoende feitelijke grondslag was voor het standpunt van het college dat er sprake was van wederzijdse zorg tussen appellant en zijn broer.
De Raad oordeelde dat wederzijdse zorg kan blijken uit een financiële verstrengeling die verder gaat dan het uitsluitend delen van woonlasten. In dit geval bleek uit een e-mail van appellant dat zijn broer alle woonlasten en daarmee samenhangende lasten betaalde, terwijl appellant verantwoordelijk was voor andere kosten zoals boodschappen en reparaties. De Raad concludeerde dat deze financiële verstrengeling aantoont dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, wat de afwijzing van de bijstandsaanvraag rechtvaardigde.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.