ECLI:NL:CRVB:2018:3942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.W. van Straalen
- G.M.G. Hink
- P.J. Huisman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van aanvullende inkomensvoorziening ouderen na schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2018, gaat het om de intrekking en terugvordering van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen. De te beoordelen periode beslaat van 1 maart 2007 tot en met 19 november 2015. De appellanten hebben hun inlichtingenverplichting geschonden door geen melding te maken van drie onroerende zaken in Turkije, waarover zij in de genoemde periode konden beschikken. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) en de rechtbank hebben vastgesteld dat de appellanten deze verplichting niet zijn nagekomen. De appellanten betogen dat, indien zij wel melding hadden gemaakt van de onroerende zaken, zij recht zouden hebben gehad op een aanvulling en dat er dringende redenen zijn om van de intrekking af te zien en de terugvordering te matigen.
De appellanten stellen dat de onroerende zaken niets waard zijn, omdat zij zich nabij de grens met Syrië bevinden en de crisis daar de waarde negatief beïnvloedt. Echter, de Svb en de rechtbank hebben terecht opgemerkt dat de door appellanten overgelegde nieuwsberichten niet voldoende zijn om aan te nemen dat de onroerende zaken in het geheel niets waard zijn. Er zijn geen taxaties overgelegd die de waarde van de onroerende zaken in de te beoordelen periode onderbouwen. Slechts van één van de drie onroerende zaken is de OZB-waarde bekend, maar deze waarde vertegenwoordigt niet noodzakelijk de reële marktwaarde. Hierdoor is het onduidelijk welke waarde de onroerende zaken van appellanten vertegenwoordigen gedurende de gehele te beoordelen periode.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, omdat de gronden van de appellanten niet slagen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.