Uitspraak
16.6745 WAO
OVERWEGINGEN
BESLISSING
in totaal € 170,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van uitkeringen op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Toeslagenwet (TW) van appellant, die gedetineerd was in Italië. Appellant ontving een WAO-uitkering, maar heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet geïnformeerd over zijn detentie, die begon op 10 oktober 2010. Het Uwv heeft de uitkering per 1 april 2015 geschorst en later ingetrokken, evenals de toeslag op basis van de TW, en heeft een bedrag van € 61.957,40 teruggevorderd dat onverschuldigd was betaald.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Uwv heeft deze ongegrond verklaard. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om de hoorzitting bij te wonen, omdat het Uwv te snel had gehandeld. De Raad oordeelde dat het Uwv ten onrechte geen hoorzitting heeft gehouden, maar dat dit gebrek niet heeft geleid tot benadeling van appellant, omdat hij zijn standpunt in hoger beroep kon toelichten.
De Raad bevestigde dat het Uwv terecht de uitkeringen heeft ingetrokken en teruggevorderd, omdat appellant geen recht had op deze uitkeringen tijdens zijn detentie. De Raad oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien en dat de terugvordering van de onverschuldigd betaalde tegemoetkomingen op basis van de Wtcg ook terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met verbetering van gronden.