ECLI:NL:CRVB:2018:3925
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en vaststelling van geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WGA-uitkering te beëindigen. Appellante, die sinds 2004 met rug- en psychische klachten uitgevallen was, had aanvankelijk recht op een loongerelateerde WGA-uitkering. Na een herbeoordeling in 2015 concludeerde het Uwv dat appellante niet meer recht had op de uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat de geselecteerde functies niet geschikt voor haar waren.
De rechtbank Gelderland had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) correct was vastgesteld. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren en voerde aan dat haar subjectieve klachten niet voldoende waren meegewogen. De Raad bevestigde echter de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad stelde vast dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende informatie hadden verzameld en dat de beperkingen van appellante adequaat waren beoordeeld.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante in medisch opzicht geschikt was voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.