ECLI:NL:CRVB:2018:3922

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
16/1985 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing Uwv over Ziektewetuitkering na zwangerschap

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot een Ziektewetuitkering. De zaak betreft een werkneemster die sinds 1 januari 2007 in dienst is van appellante als secretaresse/boekhoudster. Na een ziekmelding op 5 februari 2015 heeft het Uwv in een eerder besluit vastgesteld dat de werkneemster geen recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet, omdat haar ongeschiktheid voor arbeid niet het gevolg was van haar zwangerschap of bevalling. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.

Op 27 februari 2018 heeft het Uwv echter een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarin werd erkend dat de ongeschiktheid van de werkneemster wel degelijk een gevolg was van haar zwangerschap. Hierdoor werd de werkneemster alsnog met terugwerkende kracht een ZW-uitkering toegekend. Aangezien het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante, heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat appellante geen belang meer heeft bij een oordeel in hoger beroep. Het hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tevens is bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 503,- aan appellante vergoedt.

Uitspraak

16.1985 ZW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
16 februari 2016, 15/2661 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 6 december 2018
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 14 februari 2018 een tussenuitspraak, ECLI:NL:CRVB:2018:424, gedaan.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv bij besluit van 27 februari 2018 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Namens appellante heeft mr. E.J. Oostrik een zienswijze ingestuurd op dit nieuwe besluit.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer van de Raad.
Vervolgens heeft de Raad met toepassing van artikel 8:57, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:108 van die wet bepaald dat het nadere onderzoek ter zitting achterwege blijft en dat het onderzoek wordt gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Voor een uitgebreid overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de tussenuitspraak. Volstaan wordt met het volgende.
2. [naam werkneemster] (werkneemster) is sinds 1 januari 2007 in dienst van appellante als secretaresse/boekhoudster. Nadat werkneemster zich met ingang van 5 februari 2015 ziek had gemeld, heeft het Uwv bij besluit van 27 februari 2015 vastgesteld dat werkneemster geen recht heeft een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het door appellante tegen dat besluit gemaakte bezwaar is in het bestreden besluit van 17 april 2015 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat de ongeschiktheid van werkneemster voor haar arbeid geen gevolg is van haar zwangerschap of bevalling.
3. Bij de nieuwe beslissing op bezwaar van 27 februari 2018 is werkneemster alsnog met ingang van 5 februari 2015 een ZW-uitkering toegekend en is het bezwaar tegen het besluit van 27 februari 2015 alsnog gegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld, anders dan in het bestreden besluit, dat de ongeschiktheid van werkneemster wel een gevolg is van haar zwangerschap.
4. Het Uwv is met het besluit van 27 februari 2018 volledig tegemoet gekomen aan de bezwaren van appellante, zodat zij geen belang meer heeft bij een oordeel in hoger beroep in deze zaak. Het hoger beroep moet om deze reden niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal
€ 503,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2018.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) M.D.F. de Moor
SSa