ECLI:NL:CRVB:2018:3856
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzekering AWBZ tijdens detentie in Frankrijk en behoud woonplaats in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzekeringspositie van appellant tijdens zijn detentie in Frankrijk. Appellant, geboren in Marokko en sinds 1991 woonachtig in Nederland, was tussen 1 september 2011 en 1 oktober 2013 gedetineerd in Frankrijk. Gedurende deze periode was hij uitgeschreven uit de Gemeentelijke Basisadministratie. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had eerder vastgesteld dat appellant verzekerd was voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en later de Wet langdurige zorg (Wlz). Appellant stelde dat hij tijdens zijn detentie geen ingezetene van Nederland meer was en dat hij van plan was om na zijn detentie naar Marokko te remigreren. De Svb betwistte dit en stelde dat appellant na zijn detentie terugkeerde naar Nederland en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor het verlies van zijn ingezetenschap.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de afwijzing van de Svb getoetst aan de hand van de beroepsgronden van appellant. De Raad oordeelde dat appellant zijn tijdelijke verblijfplaats in Frankrijk had, maar zijn woonplaats in Nederland had behouden. De Raad concludeerde dat de Nederlandse wetgeving op appellant van toepassing was en dat hij als ingezetene van Nederland ook gedurende zijn detentie in Frankrijk verzekerd was voor de AWBZ. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.