ECLI:NL:CRVB:2018:3848
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering aansprakelijkheid voor schade na dienstongeval tijdens weerbaarheidstraining
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, werkzaam als ambtenaar, had de minister van Justitie en Veiligheid verzocht om aansprakelijkheid te erkennen voor materiële en immateriële schade die hij had geleden na een dienstongeval tijdens een weerbaarheidstraining. De minister had dit verzoek afgewezen, stellende dat hij zijn zorgplicht had nageleefd en dat er geen sprake was van een onrechtmatige gedraging van de instructeur die de nekklem had toegepast.
De Raad oordeelde dat de minister inderdaad aan zijn zorgplicht had voldaan. De instructeur had de nekklem op verzoek van de cursisten gedemonstreerd en de appellant had bevestigd dat hij geen lichamelijke klachten had. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat de instructeur onzorgvuldig had gehandeld en dat de minister niet tekort was geschoten in zijn zorgplicht. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak, waarbij werd opgemerkt dat de appellant niet had aangetoond dat zijn klachten het gevolg waren van het dienstongeval.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van de zorgplicht en de noodzaak voor ambtenaren om aannemelijk te maken dat schade is geleden in de uitoefening van hun werkzaamheden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd werd.