Op grond van artikel 18, eerste lid, van de PW stemt het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende
.
Op grond van het vierde lid, aanhef en onder h, van dit artikel verlaagt het college in ieder geval de bijstand overeenkomstig het vijfde, zesde, zevende of achtste lid ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichting om gebruik te maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
Op grond van het vijfde lid, eerste volzin, verlaagt het college, in het geval van het niet nakomen van een verplichting bedoeld in het vierde lid, de bijstand met 100% voor een bij de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de PW, vastgestelde periode van ten minste een maand en ten hoogste drie maanden.
Artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlagen van de bijstand (…) en de periode van verlaging van de bijstand (…).
4.1.1Aan artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de PW is uitvoering gegeven bij de Verzamelverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2015 (Verzamelverordening), die op 1 januari 2015 in werking is getreden.
In artikel 26 van de Verzamelverordening is bepaald dat voordat de uitkering wordt verlaagd, de belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Hiervan kan worden afgezien als:
a. de belanghebbende zijn zienswijze al eerder kenbaar heeft gemaakt en er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden; of
c. het horen niet nodig is voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.
4.1.2.In artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, voor zover van belang, bepaald dat een besluit waartegen bezwaar of beroep is ingesteld, ondanks schending van een geschreven of een ongeschreven rechtsregel of een ongeschreven rechtsbeginsel in stand kan worden gelaten, indien aannemelijk is dat de belanghebbende daardoor niet is benadeeld.