ECLI:NL:CRVB:2018:3806
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning militair invaliditeitspensioen en psychische aandoening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de toekenning van een militair invaliditeitspensioen aan de erven van een betrokkene die leed aan PTSS, naar aanleiding van zijn militaire dienst tijdens de Tweede Wereldoorlog. De staatssecretaris van Defensie had eerder het verzoek om toekenning van het pensioen afgewezen, met als argument dat er geen verband was tussen de militaire dienst en de psychische aandoening van de betrokkene. De rechtbank had in eerste instantie de staatssecretaris in het ongelijk gesteld en het pensioen toegekend, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak vernietigd. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat er geen sprake was van een dienstverband dat de psychische stoornis had veroorzaakt. De Raad volgde de staatssecretaris in zijn standpunt dat de PTSS-klachten van de betrokkene vooral voortkwamen uit andere traumatische ervaringen tijdens de oorlog, en niet uit zijn deelname aan een executie als lid van een vuurpeloton. De Raad concludeerde dat de rechtbank niet had onderkend dat de deelname aan de executie geen duidelijke factor was in de verergering van de klachten van de betrokkene. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard.