ECLI:NL:CRVB:2018:3742
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na beëindiging van het dienstverband en de geschiktheid van de medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de afwijzing van ziekengeld aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die zich op 28 mei 2014 ziek meldde, had een dienstverband als logistiek medewerker dat op 1 mei 2015 eindigde. Het Uwv concludeerde dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, en verleende hem daarom geen ziekengeld. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellant aan dat het onderzoek door de artsen van het Uwv niet zorgvuldig was en dat zijn klachten onvoldoende waren erkend. De Raad oordeelde echter dat de medische beoordeling door de artsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had een uitgebreide anamnese afgenomen en de relevante medische gegevens in zijn beoordeling betrokken. De Raad bevestigde dat de functionele mogelijkheden van appellant correct waren ingeschat en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.