ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9626
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een IVA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die zijn beroep tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Appellant was eerder met ingang van 16 december 2010 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde uitkering op basis van de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) en was van mening dat hij recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond was en wees ook zijn verzoek om schadevergoeding af.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij zwaarder beperkt was dan in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) was vastgesteld en dat de bezwaarverzekeringsarts hem niet lichamelijk had onderzocht. Hij betwistte de geschiktheid van de geselecteerde functies, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling door de (bezwaar)verzekeringsarts. De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd, ondanks het ontbreken van een lichamelijk onderzoek.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de geschiktheid van de functies voldoende was toegelicht in de arbeidskundige rapporten. Appellant had niet aannemelijk gemaakt dat de functies niet geschikt waren voor hem. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 26 april 2013.