In de uitspraak van 22 november 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de beëindiging van een toelage aan een ambtenaar door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De zaak betreft een ambtenaar die jarenlang een functietoelage ontving vanwege het werken op avonden en in het weekend. Deze toelage werd beëindigd per 1 januari 2017, maar de ambtenaar heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt of beroep ingesteld. De rechtbank Amsterdam had eerder de beëindiging van de toelage vernietigd en bepaald dat de ambtenaar recht had op een andere toelage, de TOR 2. Het college van burgemeester en wethouders ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere uitspraken en geconcludeerd dat er geen reden is om af te wijken van het oordeel dat voor de toekenning van de TOR 2 aan de ambtenaar geen grond bestond. De Raad verklaarde het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van de ambtenaar niet-ontvankelijk, omdat zij geen bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 17 juni 2016. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de ambtenaar tegen het besluit van 31 oktober 2016 ongegrond. De Raad oordeelde dat het college zelf een besluit moet nemen over eventuele vangnetregelingen, maar dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaar en beroep in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet ondernemen van actie door de betrokken ambtenaar.