ECLI:NL:CRVB:2018:3683
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellante, die sinds 17 september 2013 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, meldde zich op 6 december 2014 ziek. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende haar ziekengeld toe op basis van de Ziektewet (ZW). Na een eerstejaars ZW-beoordeling op 5 oktober 2015, waarbij de arts van het Uwv appellante belastbaar achtte, besloot het Uwv op 27 oktober 2015 dat appellante per 7 december 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Dit besluit werd later door het Uwv bevestigd, maar appellante ging in beroep.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Appellante voerde aan dat haar beperkingen niet correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat zij niet voldeed aan de opleidingseisen voor de aangeboden functies. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de bevindingen van de artsen van het Uwv niet ter discussie stonden. De Raad bevestigde dat de functies die aan appellante waren voorgelegd, medisch geschikt waren en dat appellante hoger was opgeleid dan vereist.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de geschiktheid van functies in het kader van de ZW.