ECLI:NL:CRVB:2018:3678
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om herziening WAO-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om terug te komen van het besluit van 5 november 2015, waarbij zijn WAO-uitkering was ingetrokken. Appellant, die sinds 1989 met psychische klachten uitgevallen was voor zijn werk, had in 2007 zijn uitkering verloren omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 15% was gedaald. Na verschillende meldingen van verslechtering van zijn gezondheid, heeft het Uwv zijn verzoeken om herziening van de uitkering afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de medische gegevens die appellant had ingebracht, geen onderbouwing vormden voor een toename van zijn psychische klachten in de relevante periode van vijf jaar na de intrekking van de WAO-uitkering. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd vastgesteld dat de medische informatie niet nieuw was en dat de psychische klachten van appellant niet waren verergerd in de periode die relevant was voor de herleving van de uitkering. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat er geen redenen waren om tot herziening van het eerdere besluit over te gaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.