ECLI:NL:CRVB:2010:BO7469

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6616 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering na beoordeling door deskundige

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 december 2010 uitspraak gedaan in deze kwestie. Appellant had een WAO-uitkering ontvangen, die was gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 30 juli 2007 besloten om deze uitkering met ingang van 28 september 2007 in te trekken, omdat appellant niet langer als arbeidsongeschikt werd beschouwd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 11 maart 2008.

De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij zich baseerde op een rapport van psychiater G.T. Gerssen. Deze deskundige concludeerde dat de beperkingen van appellant overeenkwamen met de Functionele Mogelijkheden Lijst. De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en benadrukt dat het in de rechtspraak gebruikelijk is om het oordeel van een onafhankelijke deskundige te volgen, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. In dit geval was er geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.

De Raad heeft ook de stelling van appellant dat hij leed aan ernstige rugklachten, die samenhangen met zijn angstklachten, verworpen. Deze stelling was niet onderbouwd met medische gegevens. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd en geen gronden gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R. Vleugel, en het Uwv werd vertegenwoordigd door J. Kouveld.

Uitspraak

09/6616 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 29 oktober 2009, 08/1180 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. Vleugel, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2010.
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Vleugel. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Kouveld.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 30 juli 2007 heeft het Uwv de aan appellant toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke uitkering werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang 28 september 2007 ingetrokken, omdat appellant niet langer arbeidsongeschikt werd geacht in de zin van deze wet.
2. Bij besluit van 11 maart 2008 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 30 juli 2007 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij doorslaggevende betekenis toegekend aan het op haar verzoek op 29 augustus 2009 uitgebrachte rapport van de deskundige, psychiater G.T. Gerssen, die heeft geconcludeerd dat de door hem geconstateerde beperkingen overeenkomen met de Functionele Mogelijkheden Lijst.
4.1. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. De Raad heeft ter zake nog het volgende overwogen.
4.2. In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel pleegt te volgen. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken is de Raad niet gebleken. De Raad heeft hierbij overwogen dat de deskundige desgevraagd op 19 juni 2010 zijn rapport nog nader heeft toegelicht en daarbij heeft aangegeven dat appellant op de datum in geding in staat kon worden geacht tot het verrichten van arbeid in de vorm van de door het Uwv geselecteerde functies. Dat de deskundige hierbij melding maakt van de datum 30 juli 2007 moet, zoals ook de rechtbank reeds had opgemerkt, als een vergissing worden aangemerkt, die kennelijk het gevolg is geweest van de in beroep aan hem voorgelegde vraagstelling. De Raad ziet geen reden deze conclusie niet evenzeer van toepassing te achten op de hier relevante datum 28 september 2007. De deskundige heeft verder toegelicht dat de door hem gewenst geachte behandeling moet worden opgevat als een behandeltraject waarvoor re-integratieafspraken kunnen worden gemaakt, maar dat dit niet kan worden gezien als een voorwaarde voor het verrichten van werk in vorenbedoelde functies.
4.3. Appellants stelling dat hij ten tijde in geding ook leed aan ernstige met zijn angstklachten samenhangende rugklachten en dat deze klachten zijn onderschat, is niet met medische gegevens onderbouwd.
5. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Raad acht geen gronden aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) D.E.P.M. Bary.
GdJ