ECLI:NL:CRVB:2010:BO7469
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering na beoordeling door deskundige
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de intrekking van zijn WAO-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 december 2010 uitspraak gedaan in deze kwestie. Appellant had een WAO-uitkering ontvangen, die was gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 30 juli 2007 besloten om deze uitkering met ingang van 28 september 2007 in te trekken, omdat appellant niet langer als arbeidsongeschikt werd beschouwd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 11 maart 2008.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij zich baseerde op een rapport van psychiater G.T. Gerssen. Deze deskundige concludeerde dat de beperkingen van appellant overeenkwamen met de Functionele Mogelijkheden Lijst. De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en benadrukt dat het in de rechtspraak gebruikelijk is om het oordeel van een onafhankelijke deskundige te volgen, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. In dit geval was er geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
De Raad heeft ook de stelling van appellant dat hij leed aan ernstige rugklachten, die samenhangen met zijn angstklachten, verworpen. Deze stelling was niet onderbouwd met medische gegevens. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd en geen gronden gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R. Vleugel, en het Uwv werd vertegenwoordigd door J. Kouveld.