ECLI:NL:CRVB:2018:3652
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet (PW), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor kosten van een tandheelkundige behandeling, specifiek een wortelkanaalbehandeling. De zorgverzekeraar had slechts een deel van de kosten vergoed, en de appellant vroeg om bijstand voor het resterende bedrag. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een voorliggende voorziening moet worden beschouwd, en dat er geen dringende redenen waren om van deze regel af te wijken.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat de Zvw in zijn geval niet toereikend was, omdat hij de maximale vergoeding voor tandheelkundige kosten had bereikt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de Zvw, ondanks de niet volledige vergoeding, als een passende voorziening moet worden gezien. De Raad heeft ook de argumenten van de appellant over dringende redenen verworpen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren en niet voldeden aan de criteria van de PW.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, wat betekent dat de afwijzing van de bijzondere bijstand voor de tandheelkundige kosten standhoudt. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.