In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen twee besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 november 2018 uitspraak gedaan. Het Uwv handhaaft de bestreden besluiten niet langer en heeft de ingangsdatum van de WIA-uitkering vastgesteld op 28 april 2014. Appellant heeft voldoende aangetoond dat hij zijn werkzaamheden als zelfstandige vanaf deze datum heeft gestaakt. Er is geen wettelijke of buitenwettelijke basis om de WIA-uitkering eerder te hervatten. Tevens is er schadevergoeding toegewezen wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank vernietigd en de beroepen tegen de besluiten van het Uwv gegrond verklaard. De Staat is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan appellant en het Uwv is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten.