ECLI:NL:CRVB:2018:3600

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
14/5369 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure rondom de WIA-PV. De redelijke termijn is vastgesteld op vier jaar, maar in dit geval is de termijn met een jaar en vier maanden overschreden. De overschrijding is volledig toe te rekenen aan de rechterlijke fase van de procedure, wat betekent dat de Staat der Nederlanden verantwoordelijk is voor de schadevergoeding. De Centrale Raad heeft de Staat veroordeeld tot betaling van € 1.500,- aan appellante, als vergoeding voor immateriële schade. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die tijdens de zitting zijn besproken, waarbij appellante haar verzoek om schadevergoeding heeft gehandhaafd en het hoger beroep voor het overige heeft ingetrokken. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de verantwoordelijkheden van de Staat in gevallen van overschrijding.

Uitspraak

14.5369 WIA-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:88, 8:91 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 augustus 2014, 14/1308 en 14/1309 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) (Staat)
Datum uitspraak: 1 november 2018
Zitting hebben: C.C.W. Lange als voorzitter en A.I. van der Kris en G.A.J. van den Hurk als leden.
Griffier: J.R. Trox
Ter zitting zijn verschenen: [appellante] , bijgestaan door haar gemachtigde mr. M.J.M. Willems. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.M.J.E. Budel. Naar aanleiding van het verzoek van appellante om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is de Staat als partij aangemerkt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt de Staat tot betaling aan appellante van vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,-.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Gelet op wat partijen ter zitting zijn overeengekomen, zoals blijkt uit bijgevoegd
proces-verbaal van de zitting van 1 november 2018, heeft appellante alleen haar verzoek om vergoeding van schade vanwege overschrijding van redelijke termijn gehandhaafd en het hoger beroep voor het overige ingetrokken. Voor wat betreft de hoogte van de vergoeding heeft appellante zich gerefereerd aan het oordeel van de Raad.
De redelijke termijn is niet overschreden als de procedure in haar geheel vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift niet langer dan vier jaar heeft geduurd. Vanaf de ontvangst door het Uwv op 22 juli 2013 van het bezwaarschrift van appellante tot de datum van deze uitspraak zijn vijf jaar en bijna vier maanden verstreken. Dit betekent dat de redelijke termijn met een jaar en vier maanden is overschreden. Dit leidt tot een schadevergoeding van drie maal € 500,-, dit is € 1.500,-. De overschrijding geheel is toe te rekenen aan de rechterlijke fase en komt daarom geheel ten laste van de Staat.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) J.R. Trox (getekend) C.C.W. Lange
IvR