ECLI:NL:CRVB:2018:3594
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid voor ziekengeld na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die als pedagogisch medewerkster werkte, had zich ziek gemeld met psychische klachten en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het Uwv had vastgesteld dat appellante per 26 juli 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar psychische klachten waren onderschat.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij het medisch onderzoek door het Uwv als zorgvuldig beschouwde. De rechtbank oordeelde dat alle klachten van appellante in de medische beoordeling waren betrokken en dat er geen aanleiding was om het standpunt van het Uwv onjuist te achten. Appellante voerde aan dat de rechtbank niet had onderkend dat haar klachten ernstiger waren dan door het Uwv was vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met recente medische informatie.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.