ECLI:NL:CRVB:2018:3536
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting door muzikant
In deze zaak heeft appellant, een muzikant, hoger beroep ingesteld tegen de intrekking en terugvordering van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Appellant had zich op 28 januari 2016 gemeld voor bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en verklaarde geen inkomsten te hebben uit zijn muzikale activiteiten. Echter, na een melding dat hij optrad met zijn band, heeft het college een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat appellant op geld waardeerbare werkzaamheden had verricht zonder dit te melden, wat resulteerde in de intrekking van zijn bijstand en een terugvordering van € 4.710,08. Daarnaast werd hem een boete van € 836,40 opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat het college terecht had vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Appellant had niet aangetoond dat hij geen vergoeding had ontvangen voor zijn optredens en de Raad oordeelde dat de inlichtingenverplichting objectief is geformuleerd, zonder ruimte voor een belangenafweging.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de opgelegde boete evenredig was aan de ernst van de overtreding. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep werd openbaar uitgesproken op 13 november 2018.