ECLI:NL:CRVB:2018:3471
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing Wajong-uitkering wegens onvoldoende verlies aan verdienvermogen en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1978, op 10 december 2014 een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 16 januari 2015 afgewezen, met de motivatie dat appellant op zijn 18de verjaardag minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Na een aantal procedures, waaronder een beroep bij de rechtbank Den Haag, heeft appellant hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar appellant was van mening dat de rechtbank ten onrechte geen veroordeling in de proceskosten had uitgesproken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende had aangetoond dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, in medisch opzicht geschikt waren voor appellant. De Raad oordeelde dat er geen medische informatie beschikbaar was die de conclusie van het Uwv zou kunnen weerleggen. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover het de proceskosten betreft en heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.004,- bedragen. De uitspraak is gedaan op 1 november 2018.