ECLI:NL:CRVB:2018:3458
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting en financiële verwevenheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die sinds 1 juli 2013 bijstand ontving, werd geconfronteerd met een intrekking van haar bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Dit besluit was gebaseerd op een schending van de inlichtingenverplichting, waarbij het college stelde dat appellante niet alle relevante informatie had verstrekt over haar financiële situatie en de inkomsten van haar kinderen.
Het college had onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstand, na een melding over mogelijke verzwegen inkomsten. De bevindingen toonden aan dat appellante financiële verwevenheid had met haar kinderen, en dat zij niet in staat was om de herkomst van bepaalde stortingen op haar bankrekening aan te tonen. De Raad oordeelde dat het college aannemelijk had gemaakt dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank, die de bezwaren van appellante tegen de intrekking van de bijstand en de afwijzing van haar aanvragen ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat er sinds de intrekking van de bijstand relevante wijzigingen in haar omstandigheden waren opgetreden, en dat de afwijzing van haar aanvragen terecht was.