ECLI:NL:CRVB:2018:3434
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WIA-uitkering wegens gefingeerd dienstverband
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, een vrouw uit Turkije, had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze uitkering met terugwerkende kracht ingetrokken en teruggevorderd. De reden hiervoor was dat het Uwv vermoedde dat de arbeidsovereenkomst tussen appellante en een BV een gefingeerd dienstverband betrof.
De zaak begon toen appellante op 4 juli 2011 een WW-uitkering aanvroeg, waarbij zij een arbeidsovereenkomst overlegde. Na een periode van ziekte en het aanvragen van een WIA-uitkering, kwam het Uwv tot de conclusie dat appellante niet verzekerd was voor de WIA, omdat zij nooit daadwerkelijk voor de BV had gewerkt. Dit werd ondersteund door een frauderapport dat concludeerde dat er geen sprake was van een echte dienstbetrekking.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende bewijs had geleverd dat appellante geen werkzaamheden had verricht voor de BV. Appellante kon niet aantonen dat er wel degelijk sprake was van een dienstverband, ondanks haar beroep op geheugenverlies door psychische klachten. De Raad concludeerde dat de bevindingen van het Uwv standhielden en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.